33 directeuren telt onze gemeente. Samen zijn zij ‘de baas’ van Velsen. Op 19 maart zal blijken welke directeuren mogen blijven en welke er worden ‘ontslagen’ door de aandeelhouders (de burgers van Velsen). Op 26 maart worden de oude directieleden toegesproken en verlaten dan hun bedrijf waarschijnlijk met een bloemetje. De nieuwe directie staat vanaf 27 maart op de stoep.
Een nieuwe directie, dat biedt kansen. Nieuwe mensen met frisse ideeën die van buitenaf op een geheel andere manier naar het bedrijf ‘Velsen’ kijken. ‘Wat willen onze pakweg 68.000 klanten, wat zijn onze producten en diensten, wie zijn onze concurrenten, welke garanties bieden we, wat doen we aan marketing en hoe is het met onze service gesteld?’ En ook: ‘Hoe ga ik straks leiding geven aan al mijn medewerkers?’
Dat zijn zo de vragen die elke nieuwe directeur zichzelf stelt bij het in dienst treden in een nieuw bedrijf. Volle agenda’s, vergaderingen, klanten bezoeken, gesprekken met de medewerkers, producten beoordelen, financiële rapportages bestuderen, besluiten nemen en nog veel meer. Voorlopig dus lange dagen. Maar ja, daar word je uiteindelijk ook goed voor betaald.
Hoe anders is de werkelijkheid. De nieuwe directie van Velsen gaat op de 27e in een grote kring zitten en leren dan meteen via de voorzitter (zelf geen directeur) ’tegen elkaar’ te praten door eerst ‘dank u wel voorzitter’ te zeggen. Oeps, dat is even wennen. Medewerkers? ‘Nee, als u iets wilt, dan vraagt u dat via de wethouder (een soort afdelingschef), daar zijn er meer van en die laten al die opdrachten dan via de gemeente secretaris (een soort interne verdeler) delegeren aan de uitvoerende medewerkers (ambtenaren). Klachten? Nee, dan kunt u niet direct naar die medewerker toestappen, haar of zijn positie is beschermd. U dient uw klacht in bij de afdelingschef en hij of zij beoordeelt of uw klacht gegrond is. ‘Maar, ik ben toch directeur?’ ‘Ja, dat is wel zo en dat blijven we tijdens vergaderingen ook wel tegen u en uw klanten zeggen, maar omdat al uw voorgangers deze regels zo tot stand hebben laten komen, blijven we het zo doen, omdat we daar nu eenmaal aan gewend zijn.’
‘Dus ik heb eigenlijk weinig te zeggen?’ ‘Ja zeg, u mag uzelf dan wel directeur noemen, omdat uw klanten dat zo willen, maar u bent hier vrijwel nooit. Ja, en dan eens per week hier de dienst komen uitmaken? Nee hoor, dat doen wij hier allemaal zelf wel. Uw loon is naar verhouding van het aantal uren dat u werkt, nou, dat staat natuurlijk niet in verhouding tot al hetgeen uw medewerkers doen. Daarom hebben zij gewoon meer te zeggen. Dat begrijpt u toch wel?’
Op de 28e word je weer wakker, was het een nare droom, of is het de ‘werkelijkheid’? ‘Nee, tijd om het echt anders te gaan doen.’
Geef een reactie