Betreft: situatie rond handhaving illegale containers en bouwaanvraag paardenstallen op het landgoed Waterland.
In juli 2007 zijn daar door VL-LGV en CU vragen over gesteld, met als antwoord op 12 juli 2007:
Begin citaat:
“Er is een last onder dwangsom opgelegd voor het verwijderen van een drietal containers. De zonder bouwvergunning in gebruik zijnde containers als paardenstal zullen moeten worden verwijderd. De eigenaar ontwikkelt plannen voor een definitieve stal. Deze plannen hebben derhalve nog niet in een concrete bouwvergunning aanvraag geresulteerd.
In het algemeen heeft de gemeente een beginselplicht tot handhaven tenzij er zwaarwegende en bijzondere omstandigheden zijn. Of en in hoeverre er bijzondere, zwaarwegende omstandigheden aan de orde zijn wordt ingevolge de belangenafweging bij elk (handhaving)besluit meegenomen. Het handhavingsbeleid in beide zaken is niet verschillend.
We zullen u van de ontwikkelingen op de hoogte houden.” (Einde citaat)
Van het college hebben wij daarna echter hierover niets meer gehoord. Om die reden heeft Velsen Lokaal vragen gesteld.
Het college heeft 10 augustus antwoord gegeven op deze vragen….
Datum | 10-08-2010 |
Registratienummer | Rs10.00542 |
Portefeuillehouder | R.G. te Beest |
Onderwerp: Beantwoording vragen van de fractie Velsen Lokaal over Situatie rond handhaving illegale containers en bouwaanvraag paardenstallen op het landgoed Waterland.
Geachte leden van de raad,
door het raadslid Johan van Ikelen van de fractie van Velsen Lokaal zijn de volgende vragen gesteld:
Vraag 1 |
Kan het college de raad informeren, hoe het staat met de handhavingprocedure van de illegale stallen op Waterland en de destijds verwachte aanvraag van een bouwvergunning voor een stallencomplex op het landgoed |
Antwoord vraag 1 |
Bij besluit van 7 februari 2006 is besloten tot het opleggen van een last onder dwangsom vanwege het plaatsten van drie containers (‘illegale stallen’) zonder de vereiste bouwvergunning op Waterland. Bij brief van 9 maart 2006 is hiertegen bezwaar gemaakt. De beslissing op bezwaar is van 18 juli 2006. Een ontvankelijk beroep is ingesteld op 1 mei 2007.
Het ingestelde beroep is eerst behandeld op de zitting van 12 juni 2008. Het onderzoek is ter zitting geschorst teneinde partijen in de gelegenheid te stellen hun geschillen in der minne te schikken (‘mediation’). Partijen zijn daar niet in geslaagd. De behandeling van het beroep is voortgezet ter zitting van 6 november 2009. Op 8 februari jl. deed de rechtbank uitspraak waarbij het dwangsombesluit in stand werd gelaten. Daar dit handhavingsbesluit niet het gewenste effect heeft gesorteerd, is op 4 juni jl. een nieuw dwangsombesluit genomen. Bij de bepaling van de hoogte van deze dwangsom speelde een rol dat de eerder opgelegde dwangsom niet had geleid tot het opvolgen van de last. Tegen dit besluit is een bezwaarschrift ingediend. Tevens is een verzoek om een voorlopige voorziening gedaan waarvoor op 13 juli jl. een hoorzitting bij de rechtbank Haarlem heeft plaatsgevonden. Op 21 juli jl. heeft de rechtbank uitspraak gedaan inhoudende het afwijzen van dit verzoek. Voor de containers en/of voor het stallen- c.q. beheerscomplex op het landgoed zijn géén actuele aanvragen voor een bouwvergunning bekend. |
Vraag 2 |
Kan het college aangeven wat de vervolgprocedure zijn geweest of is in beide trajecten? |
Antwoord vraag 2 |
Voor Waterland zijn meerdere procedures aanhangig. Hierbij zijn ook een van de buren en de ‘Stichting tot behoud van de Buitenplaats Waterland’ als derde belanghebbenden (handhavingsverzoekers) betrokken. De procedures hebben naast de containers betrekking op de verbouwing van een houtschuur tot paardenstal, het gebruik van deze schuur als paardenstal, het gebruik van een moestuin als paardenbak, mestopslag en het verwijderen van een 100 jaar oude taxushaag. Met uitzondering van de containers (1ste dwangsombesluit) is voor al deze zaken hoger beroep ingesteld bij de Raad van State. Er is nog geen zittingsdatum bekend. Naar verwachting zal niet eerder dan eind dit jaar/begin volgende jaar uitspraak worden gedaan. Voor zover hier met name van belang heeft de rechtbank geoordeeld dat het houden van de paarden niet in strijd is met de bestemmingsplanvoorschriften en dat géén sprake is van een illegale, bedrijfsmatige renstal. |
Vraag 3 |
Bij burgers wordt handhaving afgedwongen met de dreiging tot sloop in opdracht van de gemeente en voor rekening van de in overtredingzijnde eigenaar. De gemeente sommeert dat te doen voor een bepaalde tijd. Kan het college aangeven of in het geval van Waterland eenzelfde handhaving methode is toegepast? |
Antwoord vraag 3 |
Op grond van artikel 40 van de Woningwet is het verboden te bouwen en in stand te laten zonder of in afwijking van een door burgemeester en wethouders verleende bouwvergunning (= bouwverbod). Indien na (voor)waarschuwingen een overtreding van het bouwverbod niet wordt beëindigd, wordt in de regel een dwangsombesluit genomen. Een bestuursdwangbesluit (‘sloop in opdracht van de gemeente en voor rekening van de in overtredingzijnde’) wordt gezien als ‘ultimum remedium’; hiertoe wordt besloten bij direct gevaar en/of indien dwangsommen niet to het gewenste resultaat leiden.
De begunstigingstermijn van het tweede dwangsombesluit was gesteld op 19 juli jl. Zoals vermeld was er ter behandeling van het verzoek om voorlopige voorziening tegen dit besluit op 13 juli jl. een hoorzitting bij de rechtbank. Tijdens de hoorzitting is afgesproken dat de begunstigingstermijn wordt gesteld op twee weken na de uitspraak (= twee weken na 21 juli jl., = vóór 9 augustus). Pas na afloop van de begunstigingstermijn kan de dwangsom verbeuren. Deze is gesteld op € 5.000,- per week dat de overtreding voortduurt (na de begunstigingstermijn) met een maximum van € 25.000,-. Na verbeuring zal een invorderingsbeschikking met acceptgiro uitgaan. Indien niet wordt betaald zal eerst worden aangemaand en kan daarna worden ingevorderd middels een dwangbevel. Indien en voor zover opnieuw het dwangsombesluit niet tot gevolg heeft dat de overtreding wordt beëindigd, ligt het in de rede, na verbeuring van de dwangsommen, over te gaan tot het toepassen van bestuursdwang. Het maximum aan dwangsommen verbeurt medio september. |
Vraag 4 |
Indien het college vindt, dat de handhaving op Waterland gelijk is aan alle burgers, kan het college dan verklaren, waarom dit traject zo lang loopt zonder enige voortgang te melden aan de raad, conform het antwoord in uw collegebericht van juli 2007? |
Antwoord vraag 4 |
Zoals vermeld zijn voor Waterland meerdere procedures aanhangig. Voor het verloop van de procedures wordt verwezen naar het antwoord op vraag 1.
Ten aanzien van de containers zal het handhavingstraject worden vervolgd. Wat betreft de overige zaken zal naar verwachting eerst de uitspraak van de Raad van State worden afgewacht. Met deze beantwoording van de vragen komen wij tegemoet aan uw behoefte om informatie; in het algemeen wordt terughoudend omgegaan met zaken die zich nog onder de rechter bevinden. |
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Velsen
Geef een reactie