De vragen van Velsen Lokaal zijn door het college beantwoord over de aanbesteding van gebouw B van het Stadhuis (Dudok). Aanleiding voor de vragen kwam voort uit contacten met het lokale bedrijfsleven, die meldde dat de selectiecriteria buiten proportioneel en geclusterd waren aangeboden. Lokale en regionale ondernemers maakten daardoor geen enkele kans op een opdracht.
• Lees ook bericht in de IJmuider Courant
De beantwoording op een aantal vragen geeft aanleiding tot een nadere toelichting. Er is met name onduidelijkheid over de selectie van een bedrijf voor het maken van een technisch ontwerp/bestek, de clustering, de uitsluiting lokale en regionale bedrijven en aanpassingen van eisen te elfder ure voor de sluitingstermijn.
Kortom: het college blijkt geen enkele grip te hebben op de hele procedure rond de aanbesteding en erger nog: het college heeft zich niets aangetrokken van de uitdrukkelijke wens van de gemeenteraad om juist met dit grote project van de renovatie van het stadhuis werkgelegenheid te bieden aan onze eigen ondernemers. En dit staat in schril contrast met alle mooie voornemens in nota’s als Visie op Velsen, Economische Agenda etc.
Hieronder staan de officiele vragen aan het college:
Vraag 1
In het antwoord op vraag 2 wordt aangegeven, dat in de selectie criteria geen stimulering van de lokale economie kan worden gebruikt. Er kan wel in het kader van CO2 footprint worden aangegeven dat transport tot een minimum dient te worden beperkt tot een maximale afstand.
Waarom is hier, ook als voorbeeldfunctie, niet voor gekozen?
Vraag 2|
Het antwoord op vraag 5 is niet een correct antwoord op de vraag. Dat stichting Rijk onderdeel heeft uitgemaakt van de selectie commissie geeft nog niet aan dat deze betrokken is geweest bij het opstellen van de aanbesteding.
Wat is de rol geweest van Stichting Rijk bij de aanbesteding? Immers, de correspondentie over de aanbesteding wordt niet door Stichting Rijk gedaan als procesbegeleider.
Vraag 3
Naar aanleiding van vraag 6 beantwoordt het college dat er niet is gekozen voor een bedrijf dat het technisch ontwerp/bestek heeft gemaakt. Bij nadere inlichtingen blijkt dat weldegelijk te zijn gedaan en wel door een bedrijf uit Veenendaal.
Kent het college het onderscheid tussen de voorbereiding van het technisch ontwerp/bestek inclusief het begeleiden van de aanbesteding (A) en de uitvoering (B) ?
Waarom is de voorkeur uitgegaan naar een bedrijf uit Veenendaal voor A, terwijl er een aantal lokale/regionale bedrijven zijn, die dit wellicht efficiënter kunnen doen omdat ze de regionale markt kennen?
Was dit niet beter geweest ter stimulering van het regionale en lokale bedrijfsleven, zoals u beoogt in de Visie op Velsen en de Economische Agenda’s?
Vraag 4
Ten aanzien van vraag 7 over het geclusterd aanbod, meldt het college dat daar geen sprake van is geweest. Clustering is niet alleen samen met andere gemeenten maar ook clustering van verschillende activiteiten of werkzaamheden.
Maar waarom is dan in de nota van inlichtingen de elektra gekoppeld aan werktuigbouw en een WKO-installatie?
Vraag 5
Bij het antwoord op vraag 8 meldt het college niet eens te zijn dat de aanbesteding discriminatoir zou zijn geweest voor een bepaalde groep inschrijvers.
Maar er is als eis gesteld dat elektra, werktuigbouw en WKO-installatie in renovatie onlosmakelijk gekoppeld moest zijn in één referentieproject.
Heeft dit ook zo gestaan in de nota van inlichtingen?
Zo ja, bent u dan met ons van mening dat daarmee het programma van eisen uitsluitend toegespitst is geweest op bedrijven, die gespecialiseerd zijn in WKO-installaties?
Vraag 6
Klopt het dat ongeveer een week voor de sluitingsdatum een aanpassing is gedaan in de nota van inlichtingen waarbij eisen opnieuw worden afgezwakt?
Zo ja, waarom en hoe vaak heeft u dat gedaan in dit dossier?
Had dit te maken met te hoge de eisen van het referentieproject?
Beïnvloedde dat de aanmelding? Zo ja, graag toelichting. Zo nee, eveneens toelichting.
Waarom is de sluitingstermijn niet verruimd met een redelijk termijn, zodat iedere ondernemers de mogelijkheid kreeg om alsnog aan de hand van de aanpassing zich te toetsen aan de nota van inlichtingen?
Vraag 7
Het college zegt voor de laagste prijs te willen gaan. Maar wat is dat? Zijn de kosten van extern advies uit Veenendaal echt lager dan een regionaal bedrijf, die de markt als geen ander kent? Heeft u dat onderzocht? En zo ja, hoeveel lokale/regionale bedrijven zijn aangezocht voor een offerte?
Vraag 8
Waarom is er gekozen van gunning op laagste prijs?
Is in dit kader niet een aanbesteding op basis van TCO beter geweest?
Wat is de verhouding in de gunningcriteria in de prijs en overige aspecten: % prijs, % duurzaamheid % techniek % referentie?
Hieronder staan de antwoorden op de eerste serie vragen van Velsen Lokaal:
Beantwoording vragen van de raad
Datum collegevergadering | 21-8-2012 |
Raadsvragen nr | R12.50 |
Naam raadslid | Marianne Vos |
Fractie | Velsen Lokaal |
Registratienummer | Rs12.00644 |
Portefeuillehouder(s) | W. Westerman |
Onderwerp: aanbesteding renovatie stadhuis, gebouw B.
Toelichting bij de vragen:
Naar aanleiding van contacten uit de samenleving en het recente krantenartikel in de IJmuider Courant over de aanbesteding van de renovatie stadhuis, wil mijn fractie onderstaande vragen stellen. Daarbij voegen wij toe het verslag van de raadsvergadering van 9 februari j.l. Tijdens die vergadering -maar ook tijdens de behandeling van de motie over de 5 % regeling van D’66Velsen-, heeft de raad van Velsen zich duidelijk uitgesproken over het betrekken van lokale en regionale bedrijven bij de uitvoering van gemeentelijke opdrachten. Door de beantwoording van het college tijdens beide behandelingen in de raad, is de schijn gewekt bij diverse fracties, dat het college zich deze zienswijze zou aantrekken. Echter: schijn bedriegt. De realiteit geeft een ander beeld en om die reden zien wij ons genoodzaakt om deze vragen te stellen.
Vraag 1
Is het college het eens met de stelling, dat het gemeentehuis alleen al uniek is vanwege de functie en niet door de technische aspecten van het gebouw?
Zo ja, graag toelichting op uw zienswijze. Zo nee, graag toelichting waarom niet.
Antwoord vraag 1
Het Stadhuis van Velsen is niet uniek vanwege de functie, namelijk een kantoorfunctie. Wel heeft het oude gedeelte van het stadhuis een aantal bijzondere (technische) aspecten zoals bijvoorbeeld de monumentale status, de aanwezigheid van asbesthoudend materiaal en de matig tot slechte beheersing van het binnenklimaat. Daarnaast is het zo dat bij renovatie van gebouwen de gemeente ook een voorbeeldfunctie heeft door te streven naar een optimale milieuvriendelijke manier van renoveren zodat ook de gemeente aan de door haarzelf gestelde eisen voldoet.
Vraag 2
Is het college het eens met de stelling, dat bewezen techniek, kennis en kunde van bedrijven in relatie tot de technische aspecten voor zich zelf spreken?
- Zo ja, dan zien wij een toelichting op het antwoord in relatie tot de Visie op Velsen, waarbij accenten gelegd worden met name op de economische ontwikkeling en stimulering van het lokale bedrijfsleven.
- Zo nee, graag een toelichting waarom niet.
Antwoord vraag 2
Als aanbestedende decentrale overheid kan de gemeente uitsluitingsgronden, geschiktheidseisen en selectiecriteria opstellen om aanbieders te beoordelen. Het doel van een voorselectiefase is onder andere het beoordelen van inschrijvers op technische, economische en financiële capaciteiten ten aanzien van de invulling van de opdracht. Binnen de geschiktheidseisen kunnen referenties gevraagd worden ter beoordeling van de technische- en/of beroepsbekwaamheid.
De eisen die aan de referentieprojecten zijn gesteld, zijn opgenomen in de selectieleidraad. Accenten met betrekking tot economische ontwikkeling en stimulering van het lokale bedrijfsleven zijn niet toegestaan als selectiecriteria.
Vraag 3
Kan het college aangeven hoeveel bedrijven zich hebben ingeschreven voor de opdracht ter voorbereiding van de aanbesteding?
Antwoord vraag 3
18 bedrijven hebben meegedaan aan de voorselectie. 7 bedrijven voldeden aan de selectie-eisen en zijn uitgenodigd een aanbieding te doen in de gunningsfase. Gunning vindt plaats op basis van de laagste prijs.
Vraag 4
Waren daar ook lokale en of regionale bureaus / bedrijven bij?
- Zo ja, welke en op welke gronden is daar niet voor gekozen?
Antwoord vraag 4
Er hebben zowel lokale, regionale als niet-regionale aanbieders meegedaan aan de voorselectie. Er zijn regionale aanbieders en niet-regionale aanbieders die voldoen aan de geschiktheidseisen en welke vervolgens uitgenodigd zijn een aanbieding te doen in de gunningsfase. Partijen die geen uitnodiging hebben gekregen voldoen niet aan de geschiktheidseisen.
Vraag 5
Kan het college aangeven of bij de aanbesteding het bureau Stichting Rijk betrokken is?
- Zo ja, wat is de rol van bureau Stichting Rijk bij deze aanbesteding?
- Zo nee, wat was de reden waarom niet gekozen is voor dit bureau?
Antwoord vraag 5
Ja, vanaf het moment dat Stichting Rijk voor de gemeente Velsen werkt maakt deze ook onderdeel uit van de selectie- en gunningscommissie (januari 2012).
Vraag 6
Wat is de overweging dan wel geweest om te kiezen voor een bedrijf ver buiten onze regio?
Antwoord vraag 6
Wij merken op, dat er nog niet is gekozen. Slechts de voorselectie heeft plaatsgevonden. De volgende fase van de aanbesteding is de gunningsfase. De gunning vindt plaats op basis van de laagste prijs.
Zie ook antwoord vraag 4.
Vraag 7
Kan het college aangeven of de opdracht tot renovatie geclusterd is aangeboden?
- Zo ja, bent u dan niet tegen de wet ingegaan?
- Zo ja, waarom hebt u dan de uitdrukkelijke gevoelen van de raad naast zich neergelegd (zie notulen van 9 februari 2012)?
- Zo nee, welke onderdelen van de renovatie zijn onderscheiden aangeboden?
Antwoord vraag 7
Voor de aanbesteding ‘renovatie stadhuis Velsen gebouwdeel B’ is geen sprake van clustering. De gemeente Velsen besteedt enkel de renovatie van gebouwdeel B aan, dit gebeurt niet samen met een andere gemeente, het is een traditionele aanbesteding (enkel het uitvoeringsdeel) en we besteden enerzijds de bouwkundige werkzaamheden en anderzijds de elektrotechnische en werktuigbouwkundige werkzaamheden aan.
Met de verwijzing naar de wet gaan wij ervan uit dat u de nieuwe Aanbestedingswet bedoelt. Deze wet, die overigens nog niet van kracht is, kent het proportionaliteitsbeginsel. Voor clusteren van opdrachten houdt dit als uitgangspunt in dat niet wordt geclusterd, tenzij volgens het ‘comply or explain’ beginsel inzichtelijk wordt gemaakt dat clusteren in het concrete geval gerechtvaardigd is. Clusteren is dus niet verboden. In het kader van deze nieuwe wet is de Gids Proportionaliteit opgesteld die verplicht te volgen richtlijnen bevat.
In de gids worden 4 vormen van clustering genoemd namelijk:
Bron: Gids Proportionaliteit
Gelijksoortige opdrachten binnen één dienst – bijvoorbeeld de gemeente Velsen gaat 4 panden renoveren en ze worden allemaal in één aanbesteding uitgezet.
Gelijksoortige opdrachten door verschillende diensten – bijvoorbeeld de gemeente Velsen en de gemeente Uitgeest gaan gezamenlijk de inkoop van alle de printers in één aanbesteding uitzetten.
Ongelijksoortige opdrachten volgtijdelijk hieronder vallen voor werken nagenoeg alle innovatieve contractvormen zoals Design & build, turnkey, design build maintenance, enzovoort. Alleen bij een traditionele aanbesteding, zoals gebouw B, wordt er niet geclusterd.
Ongelijksoortige opdrachten tegelijkertijd – Als de gemeente Velsen de aankoop nieuw meubilair, de renovatie van het stadhuis en de schoonmaak in één aanbesteding uitzet.
Vraag 8
Is het college het eens met de stelling, dat de huidige selectiecriteria voor de aanbesteding renovatie gebouw B discriminatoir zijn voor een bepaalde groep inschrijvers?
- Zo nee, dan willen wij weten of en hoeveel lokale en/of regionale aanbieders zijn geweest voor het onderhavige project, al dan niet geclusterd, en op welke gronden deze zijn afgewezen?
- Hadden deze aanbieders dan wel kans gemaakt op werk, aannemende dat de opdracht niet geclusterd was aangeboden?
- Zo ja, waarom heeft u daar dan niet iets aangedaan, mede gelet op de gevoelen van de raad ten aanzien van het stimuleren van de lokale en of regionale werkgelegenheid?
Antwoord vraag 8
Nee, het college is het daar niet mee eens. Wij zijn van mening, dat er van discriminatie geen sprake is . Het onderhavige project heeft een niet geringe omvang (ca.8.000 m2), is complex van aard en vraagt specifieke expertise. Het is een grote operatie met flinke risico’s. Op basis hiervan zijn, voorafgaande aan de selectie, geschiktheidseisen geformuleerd. Deze geschiktheidseisen zijn gelijkelijk op alle aanbieders toegepast.
Zie tevens antwoord 4 en 7
Vraag 9
Is het college het eens met het feit, dat de selectiecriteria buiten proportioneel zijn ten aanzien van de onderhavige aanbestedingsprocedure voor de renovatie van gebouw B?
- Zo ja, dan zien wij een onderbouwing van deze stellingname op onderdelen, waarbij het college aangeeft of daarbij de nieuwe wet op het verbod tot clustering van opdrachten betrokken dan wel overwogen heeft.
- Zo nee, dan willen wij weten op welke gronden en of onderdelen de selectiecriteria niet proportioneel zijn te noemen.
Antwoord vraag 9
Wij zijn van mening dat de geschiktheidseisen niet disproportioneel zijn. De eisen staan in verhouding tot het voorwerp van de opdracht. Op basis van de selectiecriteria zijn er geen bedrijven afgewezen.
Vraag 10
Ziet het college inmiddels, dat de toegepaste procedure voor de selectiecriteria voor het onderhavige gebouw haaks staat op wat de wetgever beoogd met de aanbestedingsregels? De nieuwe wet verbiedt immers het clusteren van opdrachten en verbiedt het stellen van buiten proportionele eisen aan referentie projecten.
Gaat het college zich inspannen om de criteria aan te passen?
Antwoord vraag 10
Nee, zie antwoord op de vragen 2, 4, 7 en 8
Vraag 11
Tijdens de behandeling op 9 februari 2012 geeft de wethouder aan dat er een verschil is tussen nationale en Europese wetgeving op gebied van aanbesteding. Kan de wethouder aangeven wat de verschillen zijn?
Antwoord vraag 11
Belangrijkste verschil nationale en europeese aanbesteding:
Het belangrijkste verschil is dat voor een Europese aanbesteding de publicatie als zodanig wordt vermeld op het europese aanbestedingsplatform Tender Electronic Daily (http://ted.europa.eu/TED/main/HomePage.do). Er kunnen dan ook bedrijven uit heel Europa meedingen voor de opdracht. Voor een nationale aanbesteding is het voldoende om een vermelding op de nationale aanbesteding site te doen (www.aanbestedingskalender.nl).
ARW 2005 (verschillen Nationale en Europeese aanbesteding per artikel):
Voor de verschillen tussen een Nationale en Europeese aanbesteding op artikelniveau verwijzen wij u kortheidshalve naar ARW 2005.
Non-discriminatiebeginsel, gelijkheidsbeginsel, transparantiebeginsel en proportionaliteitbeginsel:
Zoals ook vermeld op 9 februari gelden, voor beiden aanbestedingsmethoden, de basisbeginselen transparantie, rechtmatigheid en gelijke behandeling. Hiermee wordt getracht een maximale marktwerking te creëren, wordt concurrentievervalsing voorkomen en wordt er niet gediscrimineerd.
Social return:Tevens willen wij nog opmerken dat de 5% regel opgenomen is in de bestekstukken:
01.02.06 VERPLICHTINGEN VAN DE AANNEMER
99. REGELING SOCIAL RETURN ON INVESTMENT
De opdrachtnemer is gecommitteerd aan de regeling Social Return on Investment (SROI). Er worden sociaal maatschappelijke eisen gesteld aan de opdracht betreffende het creëren van werkgelegenheid voor werknemers met een achterstand op de arbeidsmarkt. De opdrachtgever verplicht de opdrachtnemer om werknemers uit een door de gemeente Velsen aan te wijzen specifieke doelgroep in te zetten voor het werk dat moet worden verricht. Dat mogen ook andere disciplines dan bouwpersoneel zijn. Ook gebruik maken van onderaannemers en toeleveranciers wordt toegestaan. Hierbij dient een percentage van 5% van het aandeel arbeidsloon uit de totale opdrachtsom te worden ingezet. De opdrachtgever zal zich inspannen voor de aanlevering van kandidaten uit de doelgroep. De verantwoordelijkheid voor het inzetten van voldoende kandidaten blijft de verantwoordelijkheid van de opdrachtnemer. De opdrachtnemer krijgt het aandeel arbeidsloon (ten behoeve van de regeling SROI) betaald naar rato er aan de verplichtingen is voldaan.
Als de opdrachtnemer maar gedeeltelijk aan zijn verplichtingen heeft voldaan wordt in principe niet het (volledige) aandeel arbeidsloon (ten behoeve van de regeling SROI) betaald. Als de opdrachtnemer kan aantonen dat er alles aan gedaan is om de specifieke doelgroep aan te trekken, wordt een nader te bepalen vergoeding gegeven.
01.02.40 BETALING
De aannemer dient in zijn betalingsschema en termijnen zichtbaar te maken welk deel van het arbeidsloon onderdeel van de regeling Social Return on Investment is.
01.02.26 ALGEMEEN TIJDSCHEMA, WERKPLAN
04. GEDETAILLEERD WERKPLAN
– de inzet van werknemers met een achterstand op arbeidsmarkt, als onderdeel van de regeling Social Return on Investment.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Velsen
Geef een reactie